Kamperen in de outback van Australië
Ahhhh wat was dit een gave trip! Een van mijn beste ervaringen tot nu toe! Van hiken in prachtige landschappen in de middle of nowhere tot slapen onder de sterrenhemel, en van een road-trip met gezellige mensen tot koken op een kampvuur, mijn trip naar de outback was het meer dan waard!
Op naar de outback
Het is 18 mei en ik ben bijna tien dagen op reis. Jeetje wat heb ik al veel gezien, en vandaag reis ik door naar weer een heel ander gebied. Ik vlieg naar Alice Springs, in de outback van Australië. De vlucht is vrij soepel, ongeveer twee uur en het toestel is vrijwel leeg dus ik heb weer eens een hele rij stoelen voor mijzelf. Onder mij zie ik het landschap veranderen. Het gaat langzaam over naar rood en bruin en de bomen maken plek voor bosjes en struiken. Eenmaal in Alice Springs geland pak ik de shuttle naar de jeugdherberg en het eerste wat ik wil doen is, zoals gewoonlijk, neerploffen op bed. Ik word echter verrast door twee Duitse meiden die de bovenste helft van beide stapelbedden hebben geclaimd en de onderste twee bedden gebruiken om alle zooi uit hun mega koffers op uit te stallen. Ze zuchten duidelijk als ik de kamer binnenkom. Met veel tegenzin maken ze, zonder iets te zeggen, een bed leeg voor me. Ik probeer het nog “hey, I’m Naomi” maar ik krijg zo’n kort antwoord dat ik daarna geen moeite doe om door te vragen. Dan plof ik toch eindelijk neer op bed en ga eens bedenken wat ik wil qua tours. Alles is onwijs duur en ik kan niet kiezen wat ik wil. Eigenlijk is het enige wat ik echt wil een lift naar Uluru, dat 400 km verderop ligt (ik dacht dat het om de hoek was, mooi niet dus) maar dat is er dus niet. Ik leer al snel mijn tweede les van deze trip (mijn eerste les lees je hier), namelijk dat alles in Australië zo ver is dat je eigenlijk afhankelijk bent van georganiseerde tours die je, je raadt het al, van tevoren moet boeken. Oeps.
Een dagtrip naar Uluru kost zo’n 180 dollar, dan ga je ’s ochtends super vroeg weg en dan kom je na middernacht weer terug. In totaal zit je dan zo’n 9 tot 10 uur in een busje. Vond ik het niet helemaal waard. Het hostel heeft een aanbieding voor een driedaagse tour met twee overnachtingen, maar dat kost het dubbele. Ik baal als een stekker dat ik van tevoren niks heb uitgezocht. Mijn “ik zie het wel als ik aankom” stijl heeft tot nu toe goed gewerkt, maar het houdt nu toch wel een beetje op. Ik beproef mijn geluk en vraag de receptie, iets voor zessen, of er nog plek is op de tour die morgen vertrekt. Dat is mijn enige mogelijkheid, want ik vlieg over vier dagen alweer door naar Cairns. “Ik ga het proberen, maar reken er maar niet op dat het lukt want normaal gesproken zit deze tour vol” zegt het meisje van het hostel “oh” reageer ik, half balend dat ik zo stom kon zijn, half mijn overige opties afwegend. Wat als ik niet kan gaan? Ga ik dan 180 dollar betalen om er toch heen te kunnen en de hele dag in de bus zitten? Meh, denk ik. Dan hoor ik de medewerkster zeggen “oh, you are so lucky!”. Yes! Ik heb een plekje op de tour. Snel boodschappen doen, water inslaan en dan naar bed want de wekker gaat om 5 uur.
Dag 1
Om half zes word ik opgepikt. Het is nog pikkedonker buiten en bovendien ook koud. De groep blijkt klein, we zijn in totaal maar met tien man. Met deze groep ga ik drie dagen lang kamperen. Ik heb er zin in, maar vind het vooral ook fijn dat ik in het busje, geschikt voor 21 passagiers, nog even kan slapen. We rijden de hele ochtend door. Soms wisselt het landschap een beetje. Af en toe, als er genoeg water in de grond zit, staan er groepen bomen. Dan is de grond gevuld met een soort helmgras dat gebleekt lijkt, zo wit is het. Andere stukken missen vegetatie en zijn slechts rood zand en stof met hier en daar een prikkelbosje en een dode boomstam. Onderweg zien we, op een aangereden kangoeroe na, helaas geen dieren.
Rond het middaguur komen we aan bij Uluru. We hebben een paar mensen, die de tour een paar dagen eerder al hadden gedaan, afgezet op het vliegveld van Ayers Rock (zoals Uluru door witte mensen ooit is genoemd). Met een groep van zeven worden we vervolgens afgezet bij het culturele centrum bij Uluru. De Anangu mensen (de Aboriginals die de traditionele eigenaren zijn van Uluru en Kata Tjuta) hebben afgesproken met de tourgidsen dat toeristen eerst het culturele centrum bezoeken zodat ze zelf kunnen lezen, horen en ervaren hoe de cultuur is. Pas daarna heeft een wit persoon het recht om gasten iets te vertellen. Ik vind het een goede structuur en laat alle verhalen op me inwerken. Het is lastig te bevatten dat de Anangu pas zo laat hun grond hebben teruggekregen van de overheid en dat de Aboriginals zo lang geen rechten hadden en slechts beschouwd werden onder “flora en fauna”. Na het culturele centrum krijgen we een broodje en dan is het tijd om te beginnen aan onze eerste “hike” van de tour, de base-walk rondom Uluru.
Uluru heeft veel verhalen. De grote steen is heilig voor het Anangu volk omdat er twee bronnen met water zijn die zelfs in extreme droogte water afgeven. Rondom de steen zijn daarom allerlei legendes die bedoeld zijn om de wetten van de Anangu, namelijk de Tjukurpa, te handhaven en lessen te leren aan de Chichi “kinderen” over het ontstaan van het volk. Een soort scheppingsverhaal, als het ware. De Aboriginals geloven dat het land gevormd is door hun voorvaderen. Dit kan in diervorm zijn maar ook in mensvorm. Soms gaan de verhalen over een mix van mens en dier. De monoliet (soort gesteente) heeft veel inkepingen, rondingen en andere natuurverschijnselen die de verhalen van de Anangu symboliseren. Zo is er bijvoorbeeld een “versteende slang” te zien in de rotsen. De Anangu zien deze verschijnselen als bewijs van hun verhalen en noemen dit Tjukuritja. De verhalen zijn zo heilig dat ze vragen om dit niet buiten Uluru te vertellen. Sommige plekken zijn ook zo heilig dat je er geen foto’s van mag maken. Menig toerist heeft geen respect voor deze regels. Mensen zien de steen als een natuurlijk iets, en natuur is van iedereen en voor iedereen. Voor de Anangu is het echter meer een kathedraal of moskee, een plek waar ze hun geloof uitoefenen. Ik respecteer dat, dus ik zal de verhalen niet hier publiceren. De base-walk rondom Uluru is prachtig. Op een plaatje zie je de steen en dan denk je oh dat is mooi, maar als je erlangs loopt heb je pas door hoe groot het is. Uluru is 348 meter hoog en voelt als een berg als je ernaast staat. De hike is niet heel lang, zo’n 10 kilometer, maar het is warm en er zijn enorm veel vliegen die in je neus, oren, ogen en mond proberen te kruipen. We beklimmen de rots niet, uit respect voor de Anangu maar ook vanwege veiligheidsredenen. Er zijn meer dan 30 dodelijke slachtoffers gevallen tijdens de klim, maar de cijfers van mensen die door uitdroging of een val in het ziekenhuis overlijden zijn daar niet in meegenomen. Hoe hoog het aantal slachtoffers totaal is weet niemand, maar het ligt vermoedelijk ver boven de 30 mensen die op locatie zijn overleden.
We zijn net op tijd klaar met het rondje rondom Uluru. We vertrekken in het busje naar een uitkijkpunt een paar kilometer verderop. Onze gids bereidt daar het eten, noedels met kip en groente, terwijl wij genieten van de zonsondergang. Hoewel de zon achter ons onder gaat en Uluru voor ons ligt, is het prachtig. De lucht kleurt paars en roze en de verandering van het licht zorgt ervoor dat ook het rode gesteente van kleur verandert. Het is absoluut prachtig. In het pikkedonker rijden we, met het nummer YMCA van The Village People keihard schallend over de speakers, naar de plek waar we zullen slapen. We krijgen allemaal een soort slaapzak maar dan met matras erin en gemaakt van canvas. Voor we ons bed in duiken doen we een korte wandeling naar een uitkijkpunt waar je de sterren goed kan zien. Er zijn zoveel sterren, het is adembenemend. Ik zoek het Zuiderkruis (de tegenhanger van de poolster op het zuidelijk halfrond) en zie Orion, die inmiddels in Europa steeds minder zichtbaar is vanwege de tijd van het jaar. Ook is de Melkweg duidelijk aanwezig. Het koelt aardig snel af nu het donker is en rillingen kruipen over mijn rug. We besluiten om snel ons “bed” in te duiken en nog even op te warmen aan het kampvuur nu het nog kan en vallen dan in slaap onder de sterren.
Dag 2
Whoa, wakker worden met koude benen om half zes! Niet mijn favoriete ding. Het is koud. Drie graden, volgens onze gids. Geen wonder dat ik het koud heb. Ik heb geslapen met mijn sokken, jeans, twee T-shirts, een trui en mijn soft shell jas aan. Toen het kampvuur doofde viel een extra warmtebron weg en sindsdien was de enige manier om nog enigszins warme benen te houden door me in de foetus-positie in mijn slaapzak te rollen zodat mijn lichaamswarmte ook mijn benen nog een beetje kon verwarmen. Opstaan is geen pretje in deze kou maar het moet wel want we zijn al aan de late kant voor de zonsopgang bij Uluru. Gelukkig haast iedereen zich en zijn we op tijd op hetzelfde uitkijkpunt als een dag eerder terwijl de zon langzaam opkomt. De bus naast ons speelt The Cirlce Of Life, het openingsnummer van de Lion King, als de zon boven de horizon uitkomt. We smeren broodjes op de parkeerplaats. Het heeft zo zijn charme, kamperen in de Outback.
Na een korte rit waarin iedereen nog even wegdoezelt doen we een hike bij Kata Tjuta, wat in de taal van de Anangu “vele hoofden” betekent. De stenen, in dezelfde kleur rood als Uluru maar met een totaal andere samenstelling, hebben een ronde vorm en zien eruit als een verzameling megagrote schedels. De plek wordt ook wel Valley of the Winds genoemd. Waarom is geen raadsel, het waait er hard. De zon is inmiddels doorgekomen en dat maakt dat het lekker warm is zolang je in de zon bent en uit de wind loopt. De combinatie van schaduw en de wind is een stuk minder aangenaam dus ik neem mijn jas en trui gewoon mee. De hike is prachtig. Heel kort, dit keer maar 6 km, maar met een stuk meer klimmen en dalen. We lopen naar een aantal uitkijkpunten en het voelt op sommige plekken alsof de wereld aan je voeten ligt. Wederom geniet ik van alle uitzichten.
Tijd voor lunch op onze kampeerplek. We maken tortilla-wraps vol met sla, kip, mayo, bieten (da’s kennelijk iets Australisch) tomaten, komkommer, paprika, kaas en mais. De wraps zijn goeie brandstof voor onze lichamen want de tour is nog niet voorbij. We hebben weer een lange rit voor de boeg. We gaan weliswaar nog niet terug naar Alice Springs, maar het is zeker 3,5 uur rijden naar Kings Creek Station, de plek waar we zullen overnachten. Onderweg stoppen we bij een zoutvlakte. De woestijn was eeuwen geleden kennelijk een grote binnenlandse zee, en het zout is overgebleven. We spelen wat met perspectief in foto’s op de grote vlakte en beklimmen de zandduinen die om het meer heen liggen. Rond het avonduur komen we aan op onze nieuwe kampeerplek, nadat we eerst een aantal dode bomen hebben verzameld voor het kampvuur. We bakken zelf brood op het vuur, net als dat we wortels grillen en pasta con carne maken in het smeulende hout. We zijn bekaf van de dag en we gaan dus vroeg weer naar bed. Alles ligt dit keer achter slot en grendel, inclusief onze schoenen want ’s nachts zijn er dingo’s die met je spullen aan de haal gaan als het niet vast zit. Het kampvuur is veel groter dan de nacht ervoor en ik heb nu ook mijn legging aan onder mijn broek, dus met goede hoop en lekker warm val ik, met de sterrenhemel wederom op mijn netvlies, in een diepe slaap.
Dag 3
Kwart over vijf. Joepie. We hebben weinig tijd want het is nog een heel stuk rijden naar Kings Canyon vanaf hier. Vlak voor we vertrekken zien we een dingo en wat verderop komen we wilde kamelen tegen. Kamelen komen oorspronkelijk natuurlijk niet uit Australië, maar er is een populatie ontstaan in de tijd dat kamelen gebruikt werden als transportmiddel door de barre droogte van de outback, omdat paarden zulke afstanden niet aan konden in de hitte. De hike begint na een check of we genoeg water bij ons hebben, want deze wandeling wordt het zwaarst. Hoewel de totale hike in lengte weer maar 6 kilometer is, is de moeilijkheidsgraad van de beklimmingen en afdalingen een stuk hoger dan bij de overige hikes. Het begint met Heart Attack Hill, die zo is genoemd omdat bovenaan de heuvel een defibrillator staat. De klim is inderdaad stijl en zwaar. Eenmaal boven valt het wel weer mee, maar de steile afgronden langs de canyon maakt dat het een plek is waar regelmatig doden en gewonden vallen. Onze gids vertelt ons dat het vooral komt door stommiteiten, mensen die uitgedroogd raken en daardoor hun evenwicht en concentratie verliezen of een selfie nemen en een stapje naar achter zetten terwijl daar de afgrond begint. De hike is het wel meer dan waard. Het landschap is weer compleet anders en de tijd heeft hier meer dan op de andere plekken duidelijk een spoor achter gelaten. Door de wind is in de afgelopen jaren het gesteente veel gaan eroderen, waardoor er koepels zijn ontstaan in de bovenste lagen. De canyon is ook uitgesleten door de wind. De verschillende lagen steen zorgen ervoor dat het water in de bovenste laag doorgelaten wordt maar waterplateaus vormt op de tweede laag, waardoor op de stenen veel kan groeien en in een inkeping is zelfs een waterbron met veel groen eromheen. Het is er zo mooi en rijk aan natuur dat die plek “de tuin van Ede” genoemd wordt.
We doen zo’n vier uur over de hike en zijn net voor lunchtijd weer terug in Kings Creek Station. We maken nieuwe wraps en nemen ze mee voor onderweg. Het is vanaf hier weer vijf uur rijden terug naar Alice Springs, dus we gaan snel op weg. Onderweg stoppen we nog op het middelste punt van Australië, waar verder niets anders is dan een monument en een benzinepomp en daarnaast hebben we een tussenstop op een kamelen-boerderij. Na een kort ritje op een dromedaris is de tour toch echt voorbij en word ik afgezet bij mijn hostel. Met de groep gaan we ’s avonds nog uiteten maar ik wil vooral naar bed. Morgen vlieg ik alweer door naar Cairns. Het gaat hard!
Wil je meer foto’s zien? Klik dan hier.